Het zogenaamde oorspronkelijke model zelf werd tot 1972 gebouwd in verschillende uitrustingsvarianten (T, L, E en S) en carrosserievormen (coupé en vanaf 1966 de Targa). De uitrustingsvariant T staat voor Touring, het instapmodel van de 911. De varianten L (1968) en E (1969-1973) staan voor Luxus (luxe) en Einspritzer (injectie) en hadden een krachtigere motor en een betere uitrusting dan een 911 T. Bij het topmodel Porsche 911 S staat de S voor Sport. Het vermogen en de cilinderinhoud groeiden natuurlijk gestaag, zodat de gegevens in de volgende alinea alleen gelden voor de eerste serieversie van 1963/64: het vermogen van deze motor bedraagt 96 kW (130 pk) bij een toerental van 6100 tpm. Voor de koeling van de motor en de smering van de bewegende motoronderdelen werd een droge carter smering gerealiseerd. De motor heeft ook een grote ventilator voor de motorkoeling, die optisch dominant is in de motorruimte. De benzine-luchtmengselbereiding gebeurt via twee Solex-drievoudige carburateurs. Bij de modelvernieuwing werd de cilinderinhoud van de 911 eerst verhoogd tot 2,2 liter, later tot 2341 cc (2,4 liter) en bij de Carrera RS zelfs tot 2687 cc (2,7 liter) met een overeenkomstige vermogensstijging.